NIDF met Logo
NIDF
Licht en kleur
De witbalans ->

De evolutie van de lichtmeter

Sekonic L-858D

Naast elkaar op de foto, een oude belichtingsmeter die in de 80-er jaren van de vorige eeuw goed genoeg was naast redelijk moderne, de Sekonic Speedmaster L-858D. En zoals het bij evoluties gaat, wanneer je een aantal generaties overslaat lijkt het eerder een revolutie, zo groot zijn de wijzigingen tussen beide instrumenten, waarbij de nieuwe heel veel meer mogelijkheden biedt. Daar komt bij dat naast alle ingebouwde elektronica deze Speedmaster L-858D ook nog eens samenwerkt met een bijhorend computerprogramma waardoor het behalve een belichtingsmeter ook een analyse instrument wordt. Hierdoor kun je de metingen precies afstemmen op de werking van je camera.

Knoppen

Een lichtmeter meet de hoeveelheid licht, aangegeven in een hoeveelheid Lux. Daar heb je als fotograaf niet zoveel aan, vandaar de belichtingsmeter waar de lichtmeter gecombineerd is met een rekenmachine. Die geeft je daardoor op basis van de ingegeven gevoeligheid in ISO een reeks combinaties van sluitertijd (belichtingstijd is hetzelfde) en diafragma die een goed belichte opname levert. Die oude meter had eigenlijk maar één knop, namelijk om de meting te doen die je dan met het draaien aan schijven omrekende in de instellingen voor sluitertijd en diafragma. De nieuwe heeft er ogenschijnlijk maar een paar meer. Deze meter moet aangezet worden, er is een menuknop om instellingen te doen en een meet- en geheugenknop. Maar daarnaast kun je heel veel instellingen aanpassen via het aanraak-scherm en ten slotte hoort er software bij de meter waarmee je ook nog weer eens het nodige aan de werking van de meter kunt wijzigen, los van wat de keuzes binnen het programma aan de mogelijkheden van de meter toevoegen. Er zit dan ook een van het internet op te halen zeer uitgebreide handleiding bij de Sekonic L-858D en het ophalen en bestuderen ervan is zeker aan te raden wanneer je alles uit het instrument wilt halen.

Meten?

Was lang geleden een losse belichtingsmeter de enige optie, in de loop van de jaren werd die eerst ingebouwd, vervolgens gekoppeld met de camera-instellingen. En inmiddels stuurt de belichtingsmeter in de camera de instellingen. Een losse meter lijkt overbodig en is dat bij sommige soorten fotografie technisch gezien ook wel. Maar voor fotografen die voor de opnames niet afhankelijk kunnen of willen zijn van de helderheid van de onderwerpen die ze fotograferen biedt een losse meter de mogelijkheid om de hoeveelheid licht, die het onderwerp verlicht, te meten. Met een spotmeter is het dan weer mogelijk om precies te kijken of alle gedeeltes van de foto binnen de contrastomvang van de camera passen. Dat zijn technische redenen. Maar er is nog een andere en misschien wel belangrijkere reden. Dat is dat je om het licht met een lichtmeter te meten eerst dat licht moet bekijken. je moet weten waar het vandaan komt, hoe het ‘valt’. En dan meet je waar dat nodig is. Het leert je bewuster kijken naar en omgaan met het licht. Noodzakelijk wanneer je begint met fotograferen, en heel nuttig om het regelmatig weer eens een poosje te doen, vooral als je denkt dat je het wel weet.

Opvallend licht, spotmeting

De lichtmeting in de camera is gebaseerd op de hoeveelheid licht die terugkomt van het onderwerp. Dat heeft als voordeel dat er bijna altijd een technisch goede belichting kan worden verkregen. De uitzondering is wanneer de contrastomvang van het onderwerp buiten het bereik van de camera valt. Het nadeel is dat die belichting niet altijd de juiste is vanuit het oogpunt van de kijker, dingen worden te licht of te donker weergegeven, als ze overwegend nogal donker dan wel licht zijn. Op basis van die technisch goede belichting is dat achteraf wel te herstellen, maar het blijft dan een beetje op je gevoel afgaan. Wil je een hogere nauwkeurigheid dan moet er anders gemeten worden, je meet dan de hoeveelheid licht die op je onderwerp valt en stelt de camera daarop in. De Sekonic L-858D heeft daar twee opties voor. De halve witte bol kan uitgeschoven gebruikt worden voor ruimtelijke onderwerpen die ook licht van alle kanten ontvangen. Ingeschoven is de meting bedoeld om vlakke onderwerpen zoals reproducties te meten waar het licht dat er zijdelings opvalt niet zoveel bijdraagt. Het is een manier om licht te meten die vooral in de studio goed werkt, buiten is het een methode waar je wel mee om moet leren gaan. Ik ben het weer een beetje kwijt geloof ik, want het gaat niet altijd goed, sommige opnames worden erg donker. De methode om opvallend licht te meten heeft in elk geval één groot voordeel: overbelichte witte gedeeltes van de opname komen niet voor, tenzij de verlichting op een bepaalde plek anders is dan waar je gemeten hebt. De derde optie is spotmeting, vooral mooi om te kijken wat de contrastomvang van je onderwerp is. En er is een manier om metingen te bewaren en te vergelijken zodat je precies het lichtste deel van het onderwerp op de grens van de mogelijkheden van je camera belicht. Wanneer je wilt weten of de verlichting mooi egaal is geworden is het mooi dat de meter permanent meet zolang je de meetknop ingedrukt houdt, je ziet dan het verloop in het licht als je de meter heen en weer beweegt, of wanneer je de meetplek over je onderwerp laat lopen in de spotmeet-stand. Het schakelen tussen de beide methodes, spot en opvallend lichtmeten verloopt via het aanraakscherm.

De testkaart van Sekonic om de contrastomvang van je digitale camera te meten.

Camera instellen

Sekonic levert ook een mooie testkaart waarop naast het middengrijs ook grijswaarden van -2 tot +2 als vlakjes te vinden zijn. Door van die kaart opnames te maken met onder en overbelichting kan de software die bij de meter hoort een keurige grafiek met wat extra waardes leveren waaruit je kunt aflezen wat het contrastbereik van je camera is. Die kennis kun je dan combineren met een aantal spotmetingen om de belichting van je foto precies onder controle te krijgen.

De contrastomvang, Sekonic hanteert vrij veilige grenzen

Flitsduur meten

Naast de hoeveelheid flitslicht, zowel met een kabeltje als zonder kan de meter dat vastleggen, geeft de meter ook, inclusief een keurige grafiek, aan hoe lang de flitspuls is. Dat is dan weer handig om te bepalen of die kort genoeg is om een bepaalde beweging echt te ‘bevriezen’. Naast hele mooie moderne studioflitsers zijn vooral kleine handflitsers erg goed in het maken van heel korte belichtingen, maar dan wel in combinatie met niet al te veel licht. Die kortste puls levert dan in een kleine productomgeving net diafragma ƒ/4 bij ISO 200.

Een heel korte puls

De duur van de flits kan gemeten worden

En uiteraard worden zowel flits- als duurlicht gemeten waarmee je heel mooi de balans tussen beide kunt sturen. Deze weergave gebruikt twee gekleurde schuiven op het scherm, heel inzichtelijk om zo het verschil tussen beide metingen te zien.

Technische metingen

Ten slotte is het ook nog mogelijk om de meter de metingen in andere termen te laten weergeven, bijvoorbeeld om je werkplek en beeldscherm instelling te controleren. De spotmeting kan dan cd/m2 weergeven, de opvallend lichtmeting kan ook een aanduiding in Lux geven. Voor fotografen die graag heel precies weten wat ze doen is deze Sekonic L-585D een fantastisch instrument, je moet wel even uitzoeken hoe alles werkt wat je nodig hebt. De handleiding is dan nuttig, maar gewoon uitproberen van wat er zoal te kiezen is op het scherm leert je ook een hoop. En je moet met een losse meter om leren gaan, in sommige situaties geeft het meten direct het gewenste resultaat, in andere omstandigheden is niet altijd duidelijk waarom opnames nogal donker uitvallen. Want donkerder lijkt bij mij meer voor te komen dan te licht.

Een beetje donker? Alles staat er op, en de lucht is niet uitgebleekt, dat is het in dit geval gevolg van een losse lichtmeting, de camera had er zelf heel andere ideeën over.

Lees verder over de witbalans.

De witbalans ->